De toren beweegt recht over een lijn of een rij, één of meerdere velden per keer. In het bord hieronder zijn de velden waar de toren in één keer naar toe kan groen gekleurd.
Het volgende bord laat de beweging van de toren zien met pijlen.
Een toren mag niet over een stuk heen springen. Verder is het niet toegestaan om meerdere stukken van dezelfde kleur op een veld neer te zetten. In de onderstaande stelling wordt de linker toren dus tegengehouden door de rechter toren.
De linker toren kan dus (nog) niet op hetzelfde veld komen als de rechter toren. Dit is pas mogelijk als de rechter toren eerst wordt verplaatst.
Slaan
Als er een stuk van de tegenstander in de weg staat, kan de toren dit stuk veroveren. Het veroveren van een stuk gebeurt door het stuk van de tegenstander van het bord te verwijderen en op datzelfde veld de toren neer te zetten. Deze handeling wordt ook wel het slaan van een stuk genoemd.
Hieronder kan de zwarte toren de bovenste witte toren slaan.
Na het slaan ontstaat de volgende stelling.
De bovenste witte toren is nu van het bord verwijderd, waarna de zwarte toren het veld waar de witte toren op stond heeft ingenomen.
Mobiliteit
Een toren kan op een leeg bord precies naar 7 + 7 = 14 velden in een zet, namelijk naar 7 velden via een lijn en naar 7 velden via een rij. Het maakt hierbij niet uit waar de toren op het bord staat.
Aanvalskracht
Een toren die op de eigen helft staat, valt 4 velden aan (op de helft van de tegenstander).
Een toren die op de helft van de tegenstander staat, valt 10 velden aan (op de helft van de tegenstander).
Punten
De toren is 10 / 2 = 5 punten waard.
Beginopstelling
In de beginopstelling van een schaakpartij staan de torens in de hoeken.
Opgaven: sla de toren.
Vervolg: De loper.